Convenant Duurzame Kleding en Textiel: onwerkbaar voor de kleine ondernemer – Ondernemers willen duidelijkheid voordat ze zich kunnen aansluiten
Position Paper ONL voor Ondernemers – voor dit stuk in pdf klik hier: ONL voor Ondernemers – Convenant Duurzame Kleding en Textiel – Position Paper
ONL ziet dat ondernemers internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO) belangrijk vinden. De doelstellingen van het IMVO-beleid worden breed gedragen. Toch willen veel kleinere bedrijven duidelijkheid voordat ze zich aansluiten bij het Convenant Duurzame Kleding en Textiel. Het Convenant is namelijk niet afgestemd op het MKB en is daarom in haar huidige opzet niet werkbaar voor kleinere ondernemers. Dat is een gemiste kans. Om voldoende draagvlak te krijgen moet het Convenant aantrekkelijker worden gemaakt en in de praktijk werkbaar zijn voor MKB-bedrijven.
Ondernemers hebben concreet een drietal bezwaren ten aanzien van het Convenant Duurzame Kleding en Textiel. De transparantieverplichtingen, het papierwerk en de versnippering van monitoring- en certificeringssystemen zijn de voornaamste redenen voor bedrijven om het Convenant niet te ondertekenen. Deze drie punten staan hieronder uitgewerkt. Per punt doet ONL verbetervoorstellen.
Onwerkbare transparantieverplichtingen in de productie- en toeleveringsketen
• ONL is nog geen enkele ondernemer tegen gekomen die tegen de doelen van internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen is. Ook ondernemers willen zich inzetten om uitbuiting, kinderarbeid en andere misstanden aan te pakken. Toch zien ondernemers sommige IMVO-verplichtingen als onwerkbaar. Dit is ook het geval bij het Convenant Duurzame Kleding en Textiel. Ondernemers geven als voorbeeld de transparantie- verplichtingen die bedrijven aangaan als zij het Convenant ondertekenen.
• Bedrijven die zich aansluiten bij het Convenant dienen vertrouwelijke informatie over de bedrijfsvoering aan te leveren bij de SER. Deze informatie heeft de SER nodig om te beoordelen of bedrijven voldoen aan de gestelde due diligence eisen. Echter, onder het mom van internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen kunnen andere partijen van het Convenant de SER vragen om inzage van deze vertrouwelijke informatie. Hierbij gaat het om concurrentiegevoelige informatie. Ondernemers ondervinden hinder van het feit dat door de transparantieverplichtingen medeconvenant partijen, concurrenten, toegang verkrijgen tot vertrouwelijke informatie en met die kennis direct zaken gaan doen met fabrieken. Ondernemers investeren vaak jarenlang in hun relaties met fabrikanten om het kwaliteitsniveau van de producten te verhogen en willen daarom dat concurrentiegevoelige informatie over de leveranciers niet wordt vrijgegeven door de SER.
• Verbetervoorstel: De SER moet aangeven of een bedrijf aan de due diligence eisen voldoet, of niet. Uit die informatie blijkt of een bedrijf wel of niet social compliant is. Dat is het enige wat de andere partijen van het Convenant hoeven te weten. Het moet dus niet zo zijn dat de SER bedrijfsgevoelige informatie deelt met andere partijen van het Convenant.
IMVO-due-diligence-eisen: MKB bedolven onder het papierwerk
• Bedrijven die zich aansluiten bij het Convenant moeten een lijst met due diligence vereisten doornemen en verwerken. Het Convenant verplicht bedrijven om jaarlijks achteraf een rapport op te stellen over het due diligence proces. Hierin moet staan hoe het bedrijf inzicht heeft verkregen in de productie- of toeleveringsketen. Ook de mogelijke impact van die keten in relatie tot de UNGP- en OESO-richtlijnen moet vermeld worden. Daarnaast moeten bedrijven vastleggen hoe het eigen inkoopproces (levertijden, prijsstelling, etc.) bijdraagt aan de mogelijke (risico’s op) negatieve gevolgen en de te nemen maatregelen om deze te verminderen. Als laatste moet er een overzicht komen van het beleid die ondernemers voeren op het gebied van discriminatie en gender, kinderarbeid, gedwongen arbeid, vrijheid van vakvereniging, leefbaar loon, veiligheid en gezondheid werkplek, grondstoffen, watervervuiling en het gebruik van chemicaliën, water en energie en dierenwelzijn.
• ONL snapt de gedachte achter deze verplichtingen maar ziet dat deze onwerkbaar zijn voor kleinere ondernemers. Het MKB heeft niet de capaciteit om deze due diligence eisen uit te voeren. De jaarlijkse rapportage kost ondernemers te veel tijd en geld. ONL ziet dat ondernemers niet, of nauwelijks, kunnen voldoen aan de (papieren) opeenstapeling van IMVO-eisen.
• Verbetervoorstel: Kleinere bedrijven hebben behoefte aan een werkbaar stappenplan voor het jaarlijkse plan van aanpak. ONL pleit daarom voor een aangepaste handleiding due diligence voor kleine bedrijven die zich willen aansluiten bij het Convenant. Het is bijvoorbeeld onrealistisch om te verwachten van ondernemers dat zij weten, dan wel begrijpen, wat er in de UNGP- en OESO-richtlijnen staat. Het is wenselijk dat de SER hier handvaten voor biedt in een aangepaste due diligence handleiding. Dit kan bijvoorbeeld met een multiple-choiceinvulformulier, volgens deze richtlijnen, dat bedrijven kunnen invullen.
• Verbetervoorstel: Ondernemers zijn het erover eens dat iedereen aan dezelfde socialcompliance eisen moet voldoen. Echter, moet er gekeken worden of het mogelijk is om een lichtere administratieve lastendruk te hanteren voor kleinere bedrijven. Dan worden deze ondernemers niet gehinderd door administratieve vereisten die eigenlijk bedoeld zijn voor de grote partijen. Grote bedrijven hebben bijvoorbeeld de capaciteit en kennis in huis om jaarlijks een rapport op te stellen waarin staat wat de mogelijke impacts van hun keten is in relatie tot de UNGP- en OESO-richtlijnen zijn, maar voor een klein bedrijf met minder dan 25 medewerkers ontbreekt deze capaciteit en kennis simpelweg.
• Verbetervoorstel: Eerder had de SER het plan om per deelsector een overzicht te maken van veel voorkomende risico’s in productielanden om het doorlopen van het due diligence proces voor kleinere bedrijven te vereenvoudigen. Dat vindt ONL nog steeds wenselijk.
Auditors: wederzijdse erkenning en harmonisatie binnen de EU nodig
• De beoordelingen van social compliance processen binnen bedrijven worden gedaan door onafhankelijke monitorings-/certificeringssystemen, auditors genoemd. ONL heeft vernomen dat er veel verschillende auditors actief zijn.
• In de praktijk leidt deze verscheidenheid ertoe dat er verschillende auditors rondlopen met ieder hun eigen eisen die niet wederzijds erkend worden. Daarbij komt dat grote bedrijven kunnen eisen van hun klanten zich aan te sluiten bij een bepaalde auditor, terwijl andere (goede) auditors niet erkend worden. Dit is onwerkbaar voor bedrijven.
• Verbetervoorstel: De EU zou er op moeten toezien dat auditors hun standaarden gaan uniformeren in plaats van dat ze met elkaar concurreren. Zowel de Nederlandse politiek als de EU kan hierin een rol spelen door minimale criteria op te stellen waaraan alle auditors de social compliance processen moeten toetsen. Het kan niet zo zijn dat auditor A bijvoorbeeld wil dat in een fabriek alle ramen naar buiten toe opengaan wegens de veiligheid, terwijl auditor B van diezelfde fabriek vindt dat de ramen naar binnen moeten opengaan.
• Verbetervoorstel: Alle aanvullende vereisten die gesteld worden door auditors moeten wederzijds erkend worden door andere auditors.