Position Papers

Korte termijnoplossing Wet DBA – brief aan informateur Zalm en formerende partijen

ONL voor Ondernemers heeft op 21 september 2017 een brief aan informateur Zalm en de formerende partijen gestuurd over de Wet DBA en kwalificatie van arbeidsrelaties. In deze brief wordt een voorstel voor een duidelijke oplossing gedaan. De inhoud van de tekst staat hieronder integraal. .  Als u hier klikt kunt u de brief downloaden.

t.a.v. Informateur Kabinetsformatie 2017
G. Zalm
p/a Tweede Kamer
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

Betreft: Korte termijnoplossing Wet DBA en kwalificatie arbeidsrelatie

Den Haag, 21 september 2017

Geachte heer Zalm,

Namens ONL voor Ondernemers en ICT-ondernemerscollectief The Future Group wil ik de formerende partijen hierbij een mogelijke oplossing voor de problematiek omtrent de Wet DBA en de kwalificatie van arbeidsrelaties aandragen.

Onderzoek van The Future Group onder ruim 400 grote opdrachtgevers toont aan dat een oplossing broodnodig is. Driekwart van de bedrijven geeft aan dat er momenteel geen enkele duidelijkheid vooraf is. Ruim 67% van de opdrachtgevers geef aan dat de toetsingscriteria voor de kwalificatie van een arbeidsrelatie onwerkbaar zijn. Het resultaat is dat zelfstandigen opdrachten mislopen of tot payrollconstructies gedwongen worden.

Probleem: grote onzekerheid

Sinds de invoering van de Wet DBA, die de facto louter de VAR-verklaring afschafte, is er sprake van grote onzekerheid. Voor opdrachtgevers én opdrachtnemers is niet voldoende duidelijk wanneer een werkende als opdrachtnemer of werknemer aangemerkt wordt. Dit is relevant omdat voor werknemers sociale premies en heffingen ingehouden moeten worden en voor opdrachtnemers niet. Indien achteraf blijkt dat een opdrachtnemer (voor de sociale zekerheid- en fiscale regelgeving) toch als werknemer gezien moet worden, ziet een opdrachtgever zich geconfronteerd met hoge boetes en naheffingen. De praktijk toont aan dat opdrachtgevers dit risico niet durven te nemen, waardoor opdrachtnemers miljoenen euro’s aan opdrachten mis zijn gelopen.

De onzekerheid blijft voortduren en ondanks communicaties vanuit de Staatssecretaris van Financiën en de Belastingdienst over de opschorting van handhaving durven opdrachtgevers het nog steeds niet aan. Ook verschillende ministeries en (semi-)overheidsinstellingen durven dit risico niet te nemen en sturen aan op payrollconstructies.

De Wet DBA is ingevoerd om op te kunnen treden tegen schijnzelfstandigheid. ONL en The Future Group onderschrijven de noodzaak van effectieve handhaving, maar constateren dat er tot op heden geen enkele schijnzelfstandige beboet is. Ook op dit punt heeft de Wet DBA geen oplossingen gebracht.

Het is voor opdrachtnemers en opdrachtgevers van essentieel belang dat er snel duidelijkheid komt over de kwalificatie van arbeidsrelaties. Hierbij is het met name van belang dat vooraf duidelijk is wanneer een opdrachtgever inhoudingsplichtig is voor werknemersverzekeringen. Ten tweede is het van belang dat de Belastingdienst op basis van een heldere en afgebakende omschrijving handhavend kan optreden tegen schijnzelfstandigheid, zonder dat opdrachtnemers en opdrachtgevers die zich aan de regels houden hier last van ondervinden.

Oplossing: een antimisbruikbepaling

Een oplossing die aan deze voorwaarden voldoet is artikel 6a Wet op de Loonbelasting 1964 (oud) in gewijzigde vorm terug invoeren. Voor de invoering van de Wet DBA bevatte dit artikel de voorwaarden om niet als inhoudingsplichtige beschouwd te worden. Door hier neer te leggen wanneer een opdrachtgever niet-inhoudingsplichtig is, komt er duidelijkheid voor opdrachtgevers en opdrachtnemers. Hierbij stellen we voor om als vereisten om niet-inhoudingsplichtig te zijn te hanteren: er wordt gewerkt krachtens een overeenkomst van opdracht; de opdrachtnemer heeft zich als zelfstandig ondernemer ingeschreven in het handelsregister; en er is geen sprake van misbruik zoals omschreven in lid 2.

In het tweede lid van dat artikel kan een definitie van misbruik gegeven worden. Door dit wettelijk vast te leggen is het voor opdrachtnemers en opdrachtgevers vooraf duidelijk wanneer er sprake is van misbruik. Op basis van dit artikel kan de Belastingdienst handhavend optreden. Het voordeel hiervan is dat de Belastingdienst niet langer alle arbeidsrelaties vooraf hoeft te beoordelen voor zekerheid. Dit maakt het mogelijk om meer aandacht te besteden aan het aanpakken van misbruik.

De bovenstaande oplossing is met een relatief eenvoudige wetswijziging te realiseren en zal de grote problemen voor opdrachtnemers en opdrachtgevers snel oplossen. Het voordeel hiervan is dat het tijd geeft om na te denken over een meer bestendige en ingrijpende oplossing, zoals de herijking van het arbeidsrecht.

Als bijlage bij deze brief treft u een meer uitgewerkte aanzet voor deze korte termijnoplossing voor de problematiek omtrent de Wet DBA en de kwalificatie van de arbeidsrelatie. Mocht u naar aanleiding hiervan meer informatie of een nadere toelichting willen dan zijn wij hier ten allen tijde toe bereid.

Met ondernemende groet,

 

Hans Biesheuvel

Voorzitter ONL voor Ondernemers

 

Bijlage 1. Aanzet korte termijn oplossing Wet DBA en kwalificatie arbeidsrelatie

De problematiek omtrent de kwalificatie van de arbeidsrelatie kent twee elementen. Het eerste element is dat het voor de Belastingdienst lastig is om op te treden tegen schijnzelfstandigheid en ongewenst gebruik maken van de faciliteiten voor zelfstandigen. Het tweede element is dat het voor zowel opdrachtnemers als opdrachtgevers niet duidelijk is wanneer een opdrachtnemer voor de fiscaliteit en sociale zekerheid als opdrachtnemer of werknemer gekwalificeerd wordt.

Voor de invoering van de Wet DBA, konden opdrachtnemers een Verklaring Arbeidsrelatie aanvragen bij de Belastingdienst. Opdrachtgevers waren gevrijwaard van het inhouden van belastingen en premies indien een dergelijke VAR-verklaring overlegd werd en conform de verklaring gewerkt werd.

De Wet DBA heeft de mogelijkheid om vooraf zekerheid te krijgen omtrent de aard van (de voordelen uit) een arbeidsrelatie geschrapt. Ter vervanging hiervan is een systeem van modelcontracten ingevoerd. Dit systeem werkt niet en heeft tot grote onzekerheid geleid. Ondertussen is optreden tegen onwenselijke schijnzelfstandigheid nog steeds niet goed mogelijk.

Vereisten aan een oplossing

– Opdrachtgever en opdrachtnemer moeten vooraf duidelijkheid kunnen verkrijgen omtrent de aard van de arbeidsrelatie.

– Schijnzelfstandigheid moet worden tegengegaan.

– Handhaving door de Belastingdienst moet mogelijk zijn.

– Handhaving moet louter misbruik treffen en alle goedwillende opdrachtnemers en opdrachtgevers niet hinderen.

Korte termijnoplossing

De terminologie van de Wet DBA en modelcontracten zijn besmet en leiden tot grote mate van onzekerheid bij opdrachtgevers en opdrachtnemers. Duidelijkheid wordt geboden door op basis van een aantal heldere en objectieve criteria vast te stellen dat werknemersverzekeringen en premies niet afgedragen hoeven te worden voor deze opdrachtnemers. Hierbij staat de keuze van de werkende centraal.

Met een concrete antimisbruikbepaling wordt onheus gebruik van de faciliteiten voor zelfstandigen aangepakt. Het is van belang dat de bepalingen die het misbruik omschrijven zo geformuleerd wordt dat ondernemers die voor eigen rekening en risico ondernemen niet getroffen worden. Op basis van de nauwe antimisbruikbepaling kan de Belastingdienst gericht handhaving in die gevallen waarbij dat misbruik duidelijk is.

Uitwerking korte termijnoplossing: Niet-inhoudingsplichtige

In de Wet op de Loonbelasting 1964 wordt artikel 6a in gewijzigde vorm terug ingevoerd. Voor de invoering van de Wet DBA stonden in dit artikel de voorwaarden om niet als inhoudingsplichtige beschouwd te worden. In dit artikel (art 6a lid 1) komt te staan wanneer een opdrachtgever niet als inhoudingsplichtige wordt gezien. Dit is het geval indien er gewerkt wordt krachtens een overeenkomst van opdracht, de opdrachtnemer zichzelf als zelfstandig ondernemer heeft ingeschreven in het handelsregister, en er geen sprake van misbruik is.

Voorstel Art. 6a lid 1 Wet op de loonbelasting 1964
Als inhoudingsplichtige van een persoon wordt niet beschouwd degene die krachtens een overeenkomst van opdracht als bedoeld in art. 7:400 BW, een opdracht verleend aan een persoon die staat ingeschreven in het handelsregister, mits er geen sprake is van misbruik als omschreven in lid 2.

In het daaropvolgende tweede lid komt een heldere misbruikbepaling te staan. Het moet voor opdrachtgevers en opdrachtnemers gemakkelijk zijn om vooraf te kunnen beoordelen of ze hier wel of niet aan voldoen. Tegelijkertijd moet het een nauwe en precieze omschrijving bieden van hetgeen waartegen de Belastingdienst moet optreden. Wat wel en niet onwenselijk gebruik van faciliteiten voor zelfstandigen is, blijft grotendeels een politieke keuze. Duidelijk is dat in ieder geval voorkomen moet worden dat de faciliteiten gebruikt worden om: sociale zekerheden te ontwijken en te concurreren op prijs; medewerkers uit te buiten.

Voorstel Art. 6a lid 2 Wet op de loonbelasting 1964
Onder misbruik wordt verstaan het ten onrechte gebruiken van faciliteiten voor zelfstandigen, voor zover dit als enige doel heeft het ontwijken van de kosten voor sociale zekerheid. Aangenomen wordt dat dit het geval is indien:

  1. De toegekende beloning voor de opdrachtnemer lager is dan de gemiddelde bezoldiging voor mensen met een overeenkomst van arbeid met vergelijkbare taken in dezelfde sector.
  2. Opdrachtnemer voorheen dezelfde werkzaamheden verrichte onder een overeenkomst van arbeid tegen vergelijkbare of een hogere beloning.
  3. Opdrachtnemer voor een periode langer dan zes opeenvolgende maanden bij opdrachtgever activiteiten in het primair proces verricht tegen een bezoldiging die niet significant hoger is dan de bovenkant van de markt.
  4. Opdrachtnemer voor een periode langer dan zes opeenvolgende maanden bij de opdrachtgever, voor meer dan 32 uur per week, tegen een lagere bezoldiging dezelfde werkzaamheden verricht als werknemers met een overeenkomst van arbeid.

In de Ziektewet (art. 6 lid 1), Werkloosheidswet (art 6 lid 1) en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (art. 6 lid 1) moet eveneens een wijziging doorgevoerd worden c.q. de wijziging door de Wet DBA ongedaan gemaakt worden.