Position Papers

Oplossing kwalificatie arbeidsrelatie en Wet DBA

Oplossing kwalificatie arbeidsrelatie en Wet DBA

Sinds de invoering van de Wet DBA, februari 2016, bestaat er grote onzekerheid bij opdrachtgevers en zzp’ers over de gevolgen hiervan. Opdrachtgevers durven het risico niet te nemen een arbeidsrelatie verkeerd te kwalificeren en achteraf boetes en naheffingen te moeten betalen. Onderzoek van The Future Group onder ruim 400 grote opdrachtgevers toont dat een oplossing broodnodig is. Driekwart van de bedrijven geeft aan dat er momenteel geen duidelijkheid vooraf is. Ruim 67% van de opdrachtgevers geeft aan dat de toetsingscriteria voor de kwalificatie van een arbeidsrelatie onwerkbaar zijn. Het resultaat is dat zelfstandigen opdrachten mislopen of tot payrollconstructies gedwongen worden.

ONL voor Ondernemers en ICT-ondernemerscollectief The Future Group (TFG) hebben samen met juridisch specialisten een werkbare en makkelijk te realiseren oplossing voor de Wet DBA gevonden. De oplossing is per brief naar informateur Zalm en de formerende partijen gestuurd. Met deze oplossing wordt de grote onduidelijkheid over de kwalificatie van arbeidsrelaties weggenomen.

De oplossing is het wettelijk vast te leggen wanneer opdrachtgevers niet inhoudingsplichtig zijn voor de sociale premies en heffingen. Dit brengt duidelijkheid voor opdrachtgevers én zzp’ers. Hierbij staat de keuze van de werkenden centraal. Tevens komt er een wettelijke bepaling waarmee schijnzelfstandigheid gericht aangepakt wordt. Het resultaat is dat de Belastingdienst niet alle arbeidsrelaties hoeft te beoordelen, waardoor meer capaciteit vrijkomt voor het aanpakken van schijnzelfstandigheid. Bijkomend voordeel is dat iedereen die zich aan de regels houdt niet gehinderd wordt.

De oplossing van ONL en The Future Group in 4 stappen:

  1. In art. 6a lid 1 Wet op de Loonbelasting 1964 wordt opgenomen dat een opdrachtgever niet-inhoudingsplichtig is indien:
    – de werkende zich ingeschreven heeft in het handelsregister als ondernemer;
    – er gewerkt wordt krachtens een overeenkomst van opdracht (art. 7:400 BW)
    – er geen sprake van misbruik is (zoals omschreven in lid 2.
  2. In art. 6a lid 2 Wet op de Loonbelasting 1964 wordt opgenomen dat onder misbruik wordt verstaan het ten onrechte gebruiken van de faciliteiten voor zelfstandigen, voor zover dit als enige doel heeft het ontwijken van de kosten voor sociale zekerheid. Hierbij wordt opgenomen dat in de volgende gevallen misbruik wordt aangenomen:
    – de toegekende beloning voor de opdrachtnemer lager is dan de gemiddelde bezoldiging voor mensen met een overeenkomst van arbeid met vergelijkbare taken in dezelfde sector;
    – opdrachtnemer voorheen dezelfde werkzaamheden verrichte onder een overeenkomst van arbeid tegen vergelijkbare of een hogere beloning;
    – opdrachtnemer voor een periode langer dan zes opeenvolgende maanden bij opdrachtgever activiteiten in het primair proces verricht tegen een bezoldiging die niet significant hoger is dan de bovenkant van de markt.;
    – opdrachtnemer voor een periode langer dan zes opeenvolgende maanden bij de opdrachtgever, voor meer dan 32 uur per week, tegen een lagere bezoldiging dezelfde werkzaamheden verricht als werknemers met een overeenkomst van arbeid.
  3. In de Ziektewet (art. 6 lid 1), Werkloosheidswet (art 6 lid 1) en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (art. 6 lid 1) worden de wijzigingen door de Wet DBA ongedaan gemaakt. Zodat opdrachtgevers niet-inhoudingsplichtig zijn voor deze premies en heffingen indien voldaan wordt aan art. 6a lid 1 Wet op de Loonbelasting 1964.
  4. Het arbeidsrecht wordt herijkt en in lijn gebracht met de moderne arbeidsmarkt. Zzp’ers en zelfstandig professionals krijgen een eigen wettelijke en fiscale grondslag.