• Resultaten uit het verleden zijn geen garantie voor de toekomst
woensdag 2 juli
Geschreven door Marga Hoek – Schaduwminister van Energie
Ook verschenen op Telegraaf MijnBedrijf
Resultaten uit het verleden zijn geen garantie voor de toekomst
Stel: u bent belegger en u moet een miljoen euro beleggen. U heeft de keuze tussen twee bedrijven: bedrijf A en bedrijf B. Bedrijf A bestaat al een halve eeuw en heeft de afgelopen tien jaar winst gedraaid. Bedrijf B bestaat pas twee jaar en draait dit jaar voor het eerst ‘break even’. Wat doet u?
Ik vermoed: u belegt in bedrijf A. Want dat geeft immers veel meer zekerheid. Bedrijf A heeft zoals we dat noemen een ‘proven track record’ en dat vinden beleggers fijn. De waarde van een dergelijk bedrijf kun je namelijk redelijk eenvoudig vaststellen met een aantal handige vuistregels. In praktijk maken beleggers bijvoorbeeld gebruik van sommetjes als: ‘de waarde is tien keer de gemiddelde netto winst over de afgelopen drie jaar, plus het aantal klanten, plus de geschatte waarde van de productiemiddelen’. Die laatste schatting is dan afhankelijk van de leeftijd van de activa en het te verwachten onderhoud.
Ik snap u als belegger helemaal. En toch maakt u een cruciale denkfout. Want op deze manier kijkt u bij uw waardebepaling vooral naar het verleden, en maar zeer beperkt naar de toekomst (feitelijk alleen naar de te verwachten onderhoudskosten). Daarbij komt dat u eigenlijk alleen maar naar de financiële activa kijkt, en andere, minstens zo belangrijke activa buiten beschouwing laat. U weet bijvoorbeeld niet hoeveel bedrijf A investeert in haar mensen (sociale activa). U weet evenmin of bedrijf A wel voldoende investeert in bijvoorbeeld het zoeken naar alternatieven voor schaarse primaire grondstoffen (ecologische activa). En u kijkt ook niet naar het vermogen van dit bedrijf om nieuwe producten, diensten of verdienmodellen te ontwikkelen (intellectuele activa). Kortom, uw ‘waardering’ lijkt solide, maar geeft in werkelijkheid maar weinig houvast. Stel dat bedrijf B wél waarde creëert op al deze activa, dan is dat de beste investering in de toekomst – ook al is de cash flow nu nog niet heel aantrekkelijk.
Wat ik hier aansnijd is een serieus probleem: willen we van de oude economie naar de nieuwe komen, dan zullen we ondernemingen ook anders moeten waarderen. Hoe actueel dit is, blijkt uit het recent geuite voornemen van de pensioenfondsen en verzekeraars om miljarden euro’s steken in de Nederlandse economie. Op het eerste gezicht is dit geweldig nieuws, want met name het MKB en de energiesector kunnen die investeringen goed gebruiken. Alleen: investeerders baseren zich nog teveel op de oude economische waardebepaling zoals ik die hierboven heb geschetst. En zo gaat ons pensioengeld naar bedrijven van de oude economische stempel … en bewegen we dus precies de verkeerde kant op!
Vanuit het oude economische denken vormen de grote fossiele energiebedrijven zoals RWE/Essent, GDF Suez, E.on en Electrabel een uitstekend beleggingsobject. Ze hebben de afgelopen jaren nog forse winsten behaald, tezamen hebben ze vrijwel heel Nederland als klant en de vaak splinternieuwe elektriciteitscentrales zijn in prima conditie. Maar zullen die klanten ook klant blijven als lokaal opgewekte hernieuwbare energie echt doorbreekt? Als zonnepanelen als gevolg van een technologische doorbraak ineens een tiende kosten van wat ze nu kosten? Of als wet- en regelgeving worden aangepast en de kosten van de vervuiling daadwerkelijk aan de vervuiler worden doorberekend?
Een onderzoek van Harvard University en London Business School uit 2011 (The Impact of a Corporate Culture of Sustainability) onderstreept wat ik bedoel. De onderzoekers keken naar twee groepen beursgenoteerde Amerikaanse bedrijven. De eerste groep bestond uit traditionele bedrijven met veel nadruk op financiële prestaties. De tweede groep uit bedrijven met een brede, strategische duurzaamheidsaanpak – ofwel bedrijven die investeerden in CO2-reductie, groen inkoopbeleid, energie-efficiëntie, gezondheid van medewerkers, balans tussen werk en vrije tijd en gemeenschapsactiviteiten. Wie in 1993 één dollar in een (fundamenteel gewogen) portfolio van aandelen van de duurzame groep had geïnvesteerd, kon eind 2010 ruim 2.200 procent koerswinst in zijn zak steken. Bij de traditionele groep bleef de meter steken op 1.500 procent.
Het wordt dus tijd voor een nieuwe waardering van bedrijven. Een waardering die als uitgangspunt de (potentiële) waardecreatie in de toekomst neemt, in plaats van de winsten uit het verleden. Dat geldt voor onze energiebedrijven én voor MKB-bedrijven. Blijven we onze economie bouwen op de wankele fundamenten van het verleden, waar uitputting van voorraden en vervuiling van bodem, water en lucht ‘gewoon’ en min of meer gratis zijn? Of trekken we de conclusie dat de economie in de toekomst circulair zal zijn en er dus radicaal anders uit ziet? Juist voor pensioenfondsen die geld investeren om het op de lange termijn beschikbaar te hebben voor hun (pensioen)spaarders is de oude benadering een doodlopende weg. Resultaten uit het verleden zijn geen garantie voor de toekomst. Als Telegraaf-belegger investeert u toch ook liever in die toekomst dan in het verleden?